De oorlog in Oekraïne was nog geen dag oud of de telefoon ging bij Jaap Scholten, de Twentse schrijver die sinds 2003 in Hongarije woont. „Ik volgde het voorspel natuurlijk al tijden. Op 25 februari werd ik gebeld door een nichtje. Ze is getrouwd met een Oekraïner. Ze wonen in Nieuw-Zeeland. Of ik naar de grens wilde gaan om hun familie te helpen. Die avond kwam ik aan bij Záhony, in het noordoosten, een paar uur rijden van waar ik woon. Het terrein bij de grens was helemaal leeg. Hoge lampen, typisch Oostblok, straalden licht, sinister. Vlak voor de grens liepen drie jonge jongens over de vluchtstrook, richting Oekraïne. Ze staken hun duim op. Ik deed het autoraampje open en vroeg wat ze wilden, in het Engels. Jongens van 19 of zo. Ze zeiden: ‘We willen naar huis. We willen tegen de Russen vechten.’ Dat was een moment dat ik dacht: ‘wat is hier gaande’? Drie jonge jongens, met het babyvet nog op de wangen. Net van school waarschijnlijk. Ik kreeg er rillingen van.”
125